Op een dag werd er een envelop bezorgd die duidelijk niet voor ons bestemd was. Ofschoon het adres klopte stond er in kinderlijk handschrift Tim boven. Omdat ik geen Tim kende heb ik de envelop opengemaakt in de hoop meer informatie aan te treffen, maar nee. Er zat een kaart in met een hart en achterop stond in datzelfde kinderlijke handschrift Jij bent mijn Valentijn x
Och, wat zou het jammer zijn als deze kaart niet aankwam. Ik stelde me een meisje voor, giechelend van spanning en een jongetje dat rood tot achter de oren zou kleuren. Ik besloot om Tim te gaan zoeken..
Na een paar keer tevergeefs te hebben aangebeld werd er opengedaan door een joch van een jaar of 11. Ben jij toevallig Tim? vroeg ik hoopvol. Nee, zei hij verrast, Tim woont daar. Hij wees. Nummer 5, vulde zijn vader aan vanuit de huiskamer.
Op nummer 5 woonde inderdaad een Tim, ik heb de kaart afgegeven en weer op weg naar huis dacht ik aan lange glijbanen, van de dijk suizen op het deksel van de wasketel, want de slee was al vergeven. Ik dacht aan sneeuwpoppen maken en sneeuwballen gooien. Aan de rotjong die met ijsballen gooiden, in de hoop op tranen en aan de tranen die ik bedwong, wat dan weer mijn score was. De wantjes, die aan touwen in mijn mouwen zaten, de ijskoude voeten. Rode neusjes, snottebellen, de schreeuwende stemmen van opgewonden kinderen.
vierenzestig
een kopie van haar moeder
in de winkelruit